Een prachtig drieluik over het succes van Urban Eindhoven. Het succesverhaal van Angelo Martinus beschreven door Marco Mertens.
“Dat betekent dat wij dat ook kunnen” // deel I
Hoe het verhaal van EMOVES begon op een zolder in Woensel
Op 21, 22 en 23 juni aanstaande vindt het Urban Culture Weekend plaats. Onder de vlag van EMOVES vind je demonstraties en workshops van alle disciplines die Urban Eindhoven in huis heeft. Noem het een voorproefje op of nagenieten van de grote evenementen die de coöperatie door het jaar heen organiseert. Denk bijvoorbeeld aan World Bboy Classic, dat in september plaatsvindt. Of Step In The Arena, dat in het tweede weekend van juni hordes bezoekers naar De Berenkuil trok. De hiphopcultuur is niet meer weg te denken uit het Eindhovense straatbeeld: een mooie aanleiding om met kartrekker Angelo Martinus eens terug te blikken op hoe dat zijn oorsprong vond in een studio op een zolder van een Woensels jongerencentrum.
Toen Angelo Martinus in 2001 aan de slag ging als jongerenwerker, begon hij, zoals andere jongerenwerkers, met het organiseren van voetbal- en basketbaltoernooitjes. Als vrijwilliger was hij met een groep jongeren bezig op een veldje toen de toenmalige baas van Welzijn Eindhoven kwam kijken. Hij was verbaasd dat Martinus deze groep jongens, die als moeilijk te boek stond, in beweging kreeg. Het leverde Martinus direct een betaalde baan op. Angelo zelf was zich er niet van bewust dat hij iets anders deed: “Deze jongens komen overeen met mijn eigen vrienden.”
“Ik zag in mijn jeugd veel criminaliteit om me heen maar ik heb het zelf nooit gedaan”, legt hij uit. “Hetzelfde met drugs. Maar ik kan me heel goed inleven waarom jongeren bepaalde keuzes maken. Op de een of andere manier prikt de jeugd er gelijk doorheen of je hen snapt of niet. Het grootste deel van de jongerenwerkers waar ik toen mee werkte, kwam rechtstreeks van een HBO-opleiding af, vaak uit de wat betere milieus. Die worden in een wijk gedropt met zowat alle culturen door elkaar, van beginnend crimineel tot zwaar crimineel tot geen crimineel; dan is het lastig om je daarin staande te houden. Als je die omgeving niet gewend bent, kan die heel intimiderend overkomen, terwijl hij dat eigenlijk niet is.”
Hoewel Angelo de jongeren in de wijk kon bereiken, wilde hij graag meer de diepte in: “Ze waren bezig, maar konden hun verhaal niet kwijt. Wel bij mij in de gesprekken, maar niet in de vorm van de activiteiten die we deden. In die periode kwam Nederlandstalige hiphop op, met rappers als Raymzter, Lange Frans en Baas B. Die taalbarrière die het Engels toch met zich meebrengt, was op een gegeven moment weg en de jongeren begonnen te rappen. Ze waren teksten aan het schrijven; in volgorde aan het zetten. Ik ben mensen gaan motiveren: als je ‘fuck de maatschappij’ roept, waarom roep je dat dan? Lees eens een krant, onderbouw het. Speel met rijmschema’s.”
Het bleek het begin van een olievlek: “Je hebt ook iemand nodig die achter de knoppen zit. We scharrelden onderdeeltjes van een computer en hadden een eerste studiootje op de zolder van De Uitwijk voor elkaar. Ik zag dat die jongeren daar zó trots op waren; het was hún ding. Toen hadden ze beats nodig. Die haalden ze eerst van Soundclick, tot bleek dat er jongens in de buurt woonden die beats maakten. Er ontstond een community.”
Later werd dat aangevuld met de breakers die in de kelder kwamen trainen: “Op een zondag stond ik in de Heuvel Galerie, net als andere mannen bij het fonteintje voor de H&M te wachten met allemaal tassen van mijn vrouw en ik hoorde James Brown achter in de hoek. Het waren de breakers van Head2Toe. Na een paar minuten werden ze weggestuurd door een winkelier. Ik heb ze de kelder in Woensel aangeboden om te trainen, de dag erop stonden ze daar. De formule was simpel: je mag de ruimte 24/7 gebruiken – inclusief houten vloertje en spiegels – als je minimaal twee keer per week lesgeeft aan de kids in de wijk.”
Het duurde twee jaar voordat de eerste jongens vanuit De Uitwijk de weg naar het grote publiek vonden. Ook de breakers begonnen battles te winnen en op meerdere podia te dansen. Het bleek de best mogelijke motivator: “Fresku, Turk, R-Kay, Kempi; die waren wat verder dan de rest. Toen zij door platenlabels werden getekend ontplofte er een bom: Een jongen uit Woensel die getekend wordt en op de grotere podia in Nederland staat; dat betekent dat wij dat ook kunnen.”
Het project breidde zich uit: “ In 2007 werd het jongerencentrum te klein en toen zijn we met heel die groep van breakers, producers, rappers en filmers verhuisd naar Dynamo. Onder de noemer Hiphoplab 040 organiseerden we steeds meer events in de stad en alle deelnemende artiesten werden opgeleid tot docent. Door heel Eindhoven verzorgden we lessen. Ook dat bleef groeien. In 2011 zijn we met diezelfde groep verhuisd naar een leeg fabriekspand op Strijp-S. We merkten dat alle artiesten volwassen werden en het jongerenwerk was gewoon niet meer de plek om jezelf door te ontwikkelen. Men had een ruimte nodig die 24/7 beschikbaar was. Doordat Dynamo zo’n succesformule was geworden, moesten die ruimtes met teveel andere mensen gedeeld worden. Iedereen is zzp’er geworden, ik heb mijn baan daar opgegeven; dat was best spannend, maar het pakte goed uit.
Eindhoven had zijn eigen helden voortgebracht. Rappers waarmee de jongeren in de wijk zich konden identificeren, op hun zoektocht naar wat bij ze past. Zoals Angelo die, een jaar of tien eerder, zelf aflegde: “Eerst kwam ik bij Public Enemy terecht, maar ik was niet zwart genoeg om me écht te kunnen identificeren met hun boodschap. Toen de N.W.A.-fase. Ook dat vond ik vet maar ik herkende mezelf er niet in. Ik zag het licht met heel die Native Tongue-movement: A Tribe Called Quest, De la Soul; ‘hippie-hiphop’ noemde Fresku dat. Toen ik ‘I left my wallet in El Segundo’ hoorde dacht ik: dat is mij ook overkomen.” Lacht: “Niet in El Segundo, maar ik heb mijn portemonnee vast wel ergens laten liggen.”